Martine
Huilende wolven - ruwe versie
Woord vooraf - Belangrijk om te weten: wat je gaat lezen betreft een ruwe versie van het verhaal. De eerste versie, geschreven met pen, bevatte flarden en gedachten en losse zinnen en deze versie is de tweede versie. Ik heb de zinnen kloppend gemaakt en hier en daar woorden veranderd, zodat het fijner lezen is. Toch is het verhaal nog lang niet af. Het heeft meer diepgang nodig en de cirkel is nog niet rond. Ik vind het stiekem ook rete spannend dit aan jullie te laten lezen, maar ik vind het ook wel weer geinig om jullie het proces te laten zien. Wie weet deel ik ook wel de eerste versie ;) Veel leesplezier. Ik hoop dat jullie ervan genieten! xx Martine
Ik verruilde het huis voor een wandeling in het frisse bos. Zelfs op de warmste dagen was het tussen de espen en de kastanjebomen voelbaar koeler. Gekleed in een wijde witte T-shirt, een korte spijkerbroek en bruine wandelschoenen sloot ik het tuinhekje achter me, deed de rugzak om en sloeg linksaf richting het bos.
Deze wandelingen gebruikte ik om mijn hoofd leeg te maken. Die ochtend had ik een heftige dienst achter de rug. Er werd een meisje van slechts negen jaar op de afdeling geplaatst. Leukemie.
Ik bond mijn bruine lokken in een hoge staart, zodat de koele bries mijn nek kon verkoelen. Ik koos willekeurig een bospad. Dit bos kende ik op mijn duimpje en ik zou er honderd chocoladerepen om verwedden dat ik zelfs in het pikkedonker mijn weg zou weten te vinden.
Het meisje, Lotte, was verrassend sterk. Ze had al vele, nare, behandelingen moeten ondergaan. Toch verscheen er een brede glimlach op haar gezicht toen de cliniclown met zijn rode neus en bloemetjes vest een grapje maakte.
Het zandpad voelde stevig aan onder mijn voeten. De blaadjes aan de bomen en de struiken ritselden in de wind. Ik snoof de geur op van fris groen en het harde gebonk in mijn hoofd verflauwde tot een licht bonzen. Ik was op een driesprong aangekomen en bleef even verward staan. Niet omdat ik niet wist waar ik heen moest, maar omdat ik vanuit mijn ooghoeken iets dacht te zien. Toen ik naar links keek zag ik echter alleen een smal paadje en de bomen en de struiken. Wellicht een konijn of iets anders kleins.
Ik koos het rechter pad. Na ongeveer een half uur paden kiezen en mee kronkelen met de zandweggetjes, genietend van de koelte en de frisse lucht, kwam ik aan op een open plek. Het was bezaaid met gras en hier en daar plukjes wilde bloemen. Uit mijn rugzak haalde ik een donkergroen kleed met kleine zwarte bloemetjes en spreidde het uit op de grond waar de schaduwen van de bomen nog net reikte. Een notitieboek en een pen gooide ik bovenop het kleed. Uit het waterflesje nam ik een slok.
Lotte had verteld dat ze verhalen schreef en dat had een glimlach op mijn gezicht bezorgd. ‘Fantasie is een van de mooiste dingen die je kunt bezitten,’ had ik tegen haar gezegd. Lotte beaamde dat en vertelde vol enthousiasme over haar wolvenverhalen. ‘Ik wou dat ik een wolf was,’ zei ze voordat ze van vermoeidheid in slaap gevallen was.
Ik had haar de belofte gedaan een wolvenverhaal voor haar te schrijven en op het kleed pende ik er lustig op los. Niets was nog goed genoeg.
Een aantal uren verstreken. Plotseling schrok ik op door geritsel in de struiken. Ik scande de omgeving af. Het konden mensen zijn, hoewel dit deel van het bos vrijwel niet bezocht werd. Ik had ook weleens herten gezien en ander klein wild, maar ik zag of hoorde niets wat daarop leek. Toch vertelde mijn intuïtie me dat er iets of iemand was. Ik voelde mijn hart bonzen in mijn borstkas. Opeens klonk er gekwetter en geritsel en een zwerm vogels stegen op vanuit de bomen de lucht in. Ik was zo geschrokken dat ik half overeind was komen te staan. Een blik op de lucht plus het feit dat ik me niet op mijn gemak voelde, vertelde me dat ik meteen naar huis moest gaan. De zon en de blauwe lucht waren verdwenen en hadden plaatsgemaakt voor donkere dreigende wolken. Er was onweer op komst. Vlug raapte ik mijn spullen bij elkaar en ik ritste net mijn tas dicht toen het eerste gerommel in de lucht klonk. Het overstemde het luide gebonk van mijn hart.
Ik was bijna bij de rand van het bos aangekomen toen ik opnieuw geluiden vanuit de bosjes hoorde. Even voelde ik een stoot ergernis door mijn lijf heen gaan. ‘Laat jezelf zien,’ wilde ik bijna roepen. Maar de ergernis maakte plaats voor angst die mijn botten doordrenkte toen het geritsel in de bosjes en het breken van takken steeds luider klonk en op de plek af kwam lopen waar ik me bevond. Het was geen mens, aan het soort voetstappen te horen. Dit was zo’n moment waarop je je in een onveilige situatie bevond en er drie dingen zijn die je kunt doen. Vechten, vluchten of bevriezen. Mijn ogen flitsten in de richting van het geluid, zoekend naar tekenen van wat er uit de bosjes tevoorschijn zou komen. De lucht rommelde en maakte de bizarre situatie onheilspellender. De controle over mijn eigen lichaam leek te zijn verdwenen. Ik wilde wegrennen, maar mijn lijf werkte niet mee. Ik bleef stokstijf staan. Bevroren. En toen eindelijk het beest uit de struiken tevoorschijn kwam, zo’n tien meter bij mij vandaan, en zich kenbaar maakte wilde ik het uitschreeuwen, maar er kwam geen geluid uit mijn keel. Ik hield mijn adem in en mijn hart bonsde wild in mijn borstkas. Het beest had een grote kop en een lange harige staart. Het snuffelde over de grond en had mij duidelijk nog niet in de gaten. Totdat het zijn kop ophief, mijn geur oppikte uit de lucht en me recht aankeek. De wolf had niet verwacht mij hier aan te treffen, want hij bleef op zijn hoede stil staan. Haar grijs witte vacht stak fel af tegen het bruin van de boomstammen en het groen van de bladeren en de manier van hoe ze daar stond maakte dat ik dacht dat het een vrouwtjeswolf was. Het was een prachtig beest, maar op dat moment kon ik er in mijn doodsangst niet bij stil staan.
Ik herinnerde me vaag iets wat ik uit een boek over wolven had gelezen. Maak jezelf klein en laat merken dat je zijn mindere bent en geen kwaad in de zin hebt. Ik bedacht het allemaal, maar ik verroerde geen vin. De wolf evenmin. We staarden elkaar slechts aan.
Toen gebeurde er een aantal dingen tegelijk en ging het zo snel dat het in enkele seconden gebeurde. Een felle flits lichtte de bomen en het open veld een fractie van een seconde op, tegelijkertijd klonk er luid wolvengehuil vanuit de andere kant van het bos gevolgd door een harde knal. De hemel brak open en alsof de douche werd aangezet kwam de regen naar beneden gieten. Binnen enkele seconden was ik tot op het bot doorweekt. De wolf hief zijn kop en begon luid te huilen. Zijn soortgenoten elders in het bos antwoordden. Abrupt hield de wolf op. Ze wierp een laatste blik op mij en verdween tussen de bomen. Het duurde seconden, misschien wel minuten voordat ik me kon bewegen en het bos uit rende.